Isaäc da Costa (Amsterdam, 14 januari 1798, 28 april 1860) was een Amsterdams dichter en historicus.
Da Costa kwam uit een welgesteld joods bankiersgezin. Hij volgde de Latijnse school, studeerde rechten en was een tijdlang leerling van Willem Bilderdijk. Hij schreef liederen en politieke poëzie; zo heeft hij ook geschreven voor Nederlandsche Stemmen, een tijdschrift van Het Réveil. Zelf meende hij dat zijn levensroeping het bestuderen van theologie, letterkunde en geschiedenis was.
Hij was vurig in het belijden van zijn godsdienst. Eerst was hij orthodox-joods maar later is hij orthodox christen geworden. Dat maakte hij pas in 1822, na de dood van zijn ouders bekend, om zijn ouders niet te kwetsen. Hij vormde later met een groepje Het Réveil, die de samenleving wilden terugbrengen onder de heerschappij van Christus. Hij opende samen met z'n jonge vrienden een nieuwe wereld voor de jongeren van toen. Onder zijn medestanders telde hij onder meer de reiziger Johannes Haefkens. Een belangrijke tegenstander was de katholieke historicus, dichter en apologeet Joachim le Sage ten Broek die hem in een openbare brief opriep zijn heil te zoeken bij de kerk van Rome.
Da Costa had Biedermeier-trekjes, dat wil zeggen dat hij een sentimentele, geresigneerde en zacht melancholische stijl had. Zijn liederen en poëzie stonden voor eenvoud, absoluutheid en waarheid. Zijn bekendste werk is de (geruchtmakende) brochure 'Bezwaren tegen den geest der Eeuw' (1823). Hij debuteerde in 1812 met het gedicht 'Lof der dichtkunst'. Ook heeft hij werk van Aischylos vertaald. Zijn verzamelde poëzie werd uitgegeven door de dominee-dichter J.P. Hasebroek onder de titel Komplete dichtwerken van Is. da Costa (3 dln. 1861-1863).
'Da Costiaan' heeft in zijn tijd in Nederland als scheldwoord gegolden; zijn kritiek op de libertijnse tijdgeest werd als obscurantistisch ervaren en riep weerstand op in kringen die de Verlichting steunden.